Hij kan af en toe niet uit zijn woorden komen. Hij heeft afasie. We zitten in de tuin. Er is er een jarig en wij zijn uitgenodigd. Er zijn allemaal zelfgemaakte taarten. Ik neem de chocolade taart. Hij heeft zijn taart al op en ik vraag hem welke hij genomen heeft. Met zijn lippen vormt hij een woord en zegt: Zwart. Ik zeg dat ik dezelfde heb. En hij zegt dat het een goede keuze is.
Hij vertelt over vroeger en zegt: Bier, vrijdag, zaterdag. Ik zeg hem dat ik ook op donderdag uitging en dan tot 4 uur in de ochtend. Toen ik 16 was.
Als hij wil vertellen over de afgelopen dagen komt hij er even niet uit en vloekt in een volzin.
Dan zingt hij een melodie. Ik herken het en met de tekst kom ik niet verder dan, Waarom zijn de bergen zo… Hij zegt. moe. Ik weet dat dat niet klopt. Ik denk diep na. En hij vertelt dat de tekst wel in zijn hoofd zit maar dat hij het niet kan zeggen. En weer zegt hij, moe. Ik probeer, waarom zijn de mensen zo moe? Hij knikt hevig.
Hij heeft gehoord dat ik de vorige week naar Maastricht ben geweest en zegt: Gisteren, Zuiden. En vraagt: Wat?
Ik vertel hem dat ik allemaal verhalen over hersenen heb gehoord. Hij vraagt, ook Afasie. Ik moet zeggen dat dat niet zo is. En alle praatjes op het congres gingen over slapen en concentratie verlies lusteloosheid en doodswensen. Ik moest aan Willem Wilmink denken die zijn gedicht over een verjaarsfeest schreef waar allemaal kwalen werden besproken en dan eindigde hij met de zin.Doodziek ben ik naar huis gegaan.
De zon maakt me warm en hij praat en praat. Hij vertelt over zijn schilderij waar hij mee bezig is en over het museum waar hij is geweest. Een gedetailleerd verhaal in weinig woorden en met een mimiek die de verhalen veel betekenis geven.
Tot slot zeg ik hem, terug uit het zuiden besef ik me hoe mooi het hier in de achtertuin is.
Jouw stukje heeft me geraakt Christine, wat weet je dat toch mooi in woorden te vangen. Je beschrijft Jan Willem precies als de man die hij is. Die ene laatste zin…prachtig! Dank je wel.