Er hangt een wolk in de blauwe lucht. Het is de enige wolk in de lucht. Zij zweeft en wordt gedragen door het blauw. De wind waait haar in de richting die hij op gaat en brengt haar voor de zon. Ik probeer mijn handen in mijn mouwen van mijn jas te doen verdwijnen. De wind maakt ze koud.
De blaadjes op de grond gaan mee met de wind, de vlaggen aan de rijksgebouwen waaien mee met de wind, het zwerfvuil rolt over de straat door de wind.
Ik ga naar het stembureau, weet nog niet wat te kiezen. ik kijk naar de wolk, voel de wind in mijn rug en besluit een ander stembureau te kiezen. Ik draai mij om en loop tegen de wind in. De wind maakt tranen in mijn ogen. ik zie de andere mensen met stempas doelloos mee gaan en zich dan weer keren.
De krokussen in het park buigen door de wind. De bladloze bomen buigen hoog in de kruin door de wind en mijn haren waaien voor mijn gezicht.
Ik kijk nog even naar de wolk. Zij is haar eigen gang gegaan en is groter geworden zij heeft zich gedeeld en kiest de weg die ze wil. De zon ligt nu vrij en maakt me warm maar de wind maakt de warmte van de zon wat onzeker.