De trein rijdt richting Zwolle. Als hij de kleine dorpjes voorbij is komt hij in niemands dal. Een weg met mul zand en naaldbomen die het uitzicht beperken en het koud maken. Ik zit in de trein en zie witte borden langs de rails staan. Ik kan ze niet goed lezen door de snelheid van de trein maar zie wel dat het woord levensgevaarlijk er op staat. Even lijkt het alsof de trein wat meer vaart maakt. Ik vraag me af of het gevaar achter het bord plaats vind of op de plek waar ik wat indommel door de cadans van de trein.
De trein rijdt Zwolle uit. Hij remt even als hij een wissel passeert. Ik pak een boek en probeer wat te lezen. De mensen in het vierzitje naast mij praten over alles wat hoort, wat de buren vinden en de schoolmeester. Ik kan mij niet verplaatsen in de gedachtewereld van het boek. Als ik opkijk zie ik door de bomen de afslag Diever op het blauwe ANWB bord. De trein moet Meppel al gepasseerd zijn. Het cadans van de trein brengt me ongemerkt verder in de tijd.
Als de trein langs het weiland rijdt en ik de horizon zoek vliegt een zwerm vogels op uit het landschap. De lucht kleurt even zwart. Steenwijk lees ik op het bord als de trein stopt. Er staat niemand op het station en er is niemand die uitstapt. Als de trein verder rijdt zie ik een tractor op het veld. Het werktuig staat stil. Ik zoek naar de horizon en zie niets bewegen. De bomen laten de takken niet wuiven. Er is geen rimpeling in het water aan de rand van het weiland. Maar dan zie ik een vrouw op een fiets. Zij fietst de leegte in. De cadans van de trein geeft mij een gerust gevoel. Omdat ik er langs rijd.
Niet veel later remt de trein voor het volgende station. Ik rijd een dorp in waar de rijtjes huizen zijn neergezet alsof het voor het moment is en ze zo weer verwijderd worden. Het station heeft een spoor voor komen en gaan. Er staat Wolvega op het blauwe bord langs de rails. Er is niemand die uitstapt en niemand die instapt. Ik vraag me af waar de mensen zijn. De auto’s staan stil in de vakken de fietsen in het rek, ik zie niemand lopen, geen mens, alleen een vogel vliegt de boom in en verschuilt zich tussen de bladeren.
De coupe is leeggelopen nadat we in Heereveen zijn gestopt. Naast de rail is een muur van bomen die over elkaar buigen en krom zijn gegroeid. Een wirwar aan groen. Maar al snel gaat het landschap over in eindeloosheid met een rij bomen die nog iets van een eind aangeven. Water stoomt in rechte lijnen met een boot die met de stroom meevaart. Ik verlang terug naar een wirwar een oneffenheid een boot die tegen de golven in gaat.
Ongemerkt staan we stil bij een station. Er is geen dorp of huis te zien. Het water vult het dorp. De masten van de boten prikken in de wolken die laag hangen en kleuren het water donker. Akkrum lees ik op het blauwe NS bord.
De trein wordt weer voller ik denk dat de scholen straks gaan beginnen. De cadans van de trein wordt overstemd door tiener geluiden die hun YouTube filmpjes kijken. En weer stopt de trein. We zijn in Grou. Tieners met grote tassen en veel gegiechel komen de coupe in. Ik rek mij uit en merk dat ik stram ben. Er spreekt een man door de intercom. Hij zegt dat we Leeuwarden binnen rijden en dat dat het eindpunt van de trein is. Ik kan nog overstappen naar een trein die me verder brengt maar deze is klaar.