We gaan met de middelbare school naar een museum en blijven voor de grap lang staan kijken naar de vochtregelapparatuur, of de rookmelders. Ik ben 14. De gerangschikte kunst is onwennig. Ik zoek het contrast met de omgeving. Om de wereld te snappen.
Op weg naar huis rij ik over 4 en 6 baanwegen. Auto’s rijden achter elkaar en maken dat de asfaltweg verder gaat en in beweging komt. De lussen in de weg laten zien dat alles past. Maar dan staan we stil. Er is een file. De radio vertelt dat er een schaap op de snelweg staat.
Ik loop op een vrijdag door het bos. De bomen zijn zo dik dat ze al heel wat jaren oud moeten zijn. Iets verderop een gevallen boom op het gras. Paddenstoelen hebben zich daar gevestigd. Even denk ik dat ik de eerste ben die hier is Dan zie ik een gele vuilnisbak met daarop een sticker van een dansfeest. Het is op het veld in het bos, volgende week zaterdag.
Twee weken later weer op een vrijdag zie ik de hoogspanningskabels door het landschap gaan. Het is een mooi gezicht. Er is overal natuur en dan die ranke torens en de kromme lijnen die doen vermoeden dat er mensen aan het werk zijn geweest. De draden en torens zijn één met de natuur. Ze geven beweging aan het landschap. Ze gaan door terwijl de weilanden en het water er stil bij liggen.
Ik ben 12. Het kraakt onder mijn voeten, van de korstmossen. Ik zie de horizon ver van mij vandaan. Het is een streep die een beetje buigt zodat je weet dat de aarde rond is. Ik begin te rennen omdat ik de oneindigheid van de ruimte niet snap. Omdat ik een contrast wil, in dit één en al natuurgebied. Als ik ren, rent de horizon met me mee. Even verlang ik naar een gebouw, een hoogspanningskabel aan de horizon. Om de wereld te snappen.
Ik ziet het voor me. liefs, Nine