We hebben een grote plant. Bij de verhuizing zet ik hem op de tafel. Als ik achter de computer zit lijkt het net alsof ik in een oerwoud zit. Ik bedenk er apen en slangen bij. Het bevalt me. Zij moet met mij de tafel delen en zet de plant op de grond. De plant veranderd in een kamerplant.
Niets lijkt wat het is en dan is alles weer anders.
We staan midden in de natuur. Wilgen aan de kant van het water. De stroom meandert door het landschap. De wind laat de bladeren vallen. Ik probeer ze te vangen. Als we wat verder lopen zie ik door de bomen de blauwe borden boven de snelweg staan, Rotterdam 45km. Als ik de borden zie hoor ik de auto’s rijden. Kijk ik naar de bomen, hoor ik de wind door de bladeren gaan.
Niets is waar en alles is de werkelijkheid.
Hij moet kuchen als hij zijn aftershave op zijn handen spuit om op zijn gezicht te smeren. De wolk van geur is scherp. Hij vraagt mij of ik een kopje koffie wil. Dat lijkt me lekker. Hij pakt een kopje en schenkt hem vol. Als ik een slokje neem trekken mijn kaken samen. De smaak van aftershave en koffie is wrang. Ik gooi het kopje leeg in de gootsteen. Even moet ik kuchen. De gedachte over de koffie met aftershave is scherp.
Soms komt alles samen.
Zoals altijd blijft er weer 1 zin hangen: ”De wind laat de bladeren vallen”…wat een schoonheid! Dank je wel Christine.
Fijn zo over de natuur.