In gedachte

Bij haar zit er systeem in. Haar manier verwonderend mij. Ik vraag mij af of ze het heeft geleerd of zelf bedacht. Ze trekt de roze handschoenen over haar handen. De glazen worden gewassen in de bak met het verse warme water en een laag zeepsop. De hitte van het water geeft condens op de tegeltjes van de keuken, en het verbaast mij dat de glazen niet knappen. Vervolgens wordt in de gootsteen het sop van de glazen afgespoeld en in het afdruiprek gezet. Het bestek wordt verzamelt en onder in de bak gelegd.
Even verstil ik. Ik ben in gedachten. Deze dag heeft veel indruk gemaakt. Ik probeer de indrukken te ordenen, er is te veel mijn hoofd in gegaan. Ik zucht en laat de gedachten zijn gang gaan.
Als ik de vaat doe pak ik wat voorhanden ligt, al bewaar ik de pannen voor het laatst. Niet wetend waarom. Haar structuur vind ik interessant. Alsof ik een lijstje afwerk. Als je alles gedaan hebt is het ook klaar. Bij mij is er altijd nog een drijvende pollepel in het afwaswater. Of een theelepel die ik in het hete water niet bereik.
Ik schud mijn hoofd om alles op zijn plek te krijgen
Ik zie de glazen op tafel staan. En de borden van gister avond op het aanrecht. Om orde in mijn hoofd te krijgen vul ik de gootsteen met heet water. De zeep maakt een bobbelige laag over het water. Ik speel met het sop en pak de glazen, doe ze in het verse water en spoel ze in de andere bak even af. Ik heb het niet zelf bedacht maar ik word er wel schoon van.

Geplaatst in Minimale fragmenten | Een reactie plaatsen

Het gaat vanzelf

Een verloren kassabon en binnengewaaide dode bladeren liggen binnen op de mat van de winkel. Het is er druk. De mensen hebben zich verzameld voor de kassa met producten in hun armen. Maar er staat niemand achter de kassa. Als ik over de mat loop kraken de dode bladeren en gaat er een belletje af. Deze roept de winkelier. Waarschijnlijk moet hij zijn koffie laten staan om hem straks koud en bitter met verkrampte kaken te drinken. De achterste klant in de rij staat met een voet op de mat. Het belletje gaat nodeloos af. De winkelier is er al. Wil hij gezien worden, de aandacht trekken. Het gaat vanzelf, hij heeft het niet in de gaten, tot de klanten voor hem zich omdraaien en hem boos en geïrriteerd aankijken. Hij probeert zich onzichtbaar te maken door een stap buiten de rij te zetten.

Zij wil graag zien hoe de kleur bij daglicht is en loopt de winkel uit. Geluiden die ik herken als geluiden van gevaar komen de winkel uit, als ze voorbij de hekjes loopt. Ze kijkt even achter zich de winkel in en als het geluid langzaam uitdooft, gaat ze naar binnen en zwelt het geluid van gevaar weer aan. Het gaat vanzelf zij had het niet zo bedoelt. Even verder loopt een vrouw de winkel uit en weer klinkt er een oorverdovend geluid met knipperende lampen er bij. De vrouw blijft tussen de poortje staan en kijkt verbolgen naar het personeel van de winkel en loopt de winkel weer in. Ze haalt haar schouders op en zegt, ‘Het gaat vanzelf’. Als alles langs een magnetische plaat is gewreven kan ze geruisloos de winkel verlaten.

Buiten is het koud. De schuifdeuren gaan open als ik in de buurt kom. Ik ga naar binnen. Een warme luchtstoom doet mijn adem even stokken. Ik loop snel het Grand Café in. Het is druk en er vormt zich een rij voor de bar. Wachtend kijken de gasten in hun telefoontjes. Als de rij iets verschuift gaan de deuren ongewild open. De kou komt naar binnen en de mensen voor de bar laten de blik op de schermpjes los en keren zich om, om de dader te vinden. De achterste zet van schrik een stap opzij waardoor de deuren weer open gaan en hij glimlacht ongemakkelijk en zegt, ‘Het gaat vanzelf.’


 

Geplaatst in Rok the system | 1 reactie

De supermarkt

De jongen met de krantjes in zijn hand staat voor de ingang van de supermarkt. Ik groet hem en zie de sneeuwvlokjes dansen in de lucht. Hij is dik ingepakt maar de gedachte maakt me koud.
Als ik de schuifdeuren door ga beland ik in een warme luchtstroom. De klaphekjes gaan automatisch open. De mandjes zijn op dus loop ik naar de kassa. Waar eerst een opening in het gangpad was staat nu een stellage met allerlei paaseitjes. Ik neem het volgende gangpad. De rijen voor de kassa zijn lang ik wurm mij langs de karretjes. De gestapelde mandje naast de kassa rijken boven de rij wachtende mensen uit. Ik moet een lange jongen vragen om een mandje uit de stapel te nemen.
Thuis had ik een lijstje gemaakt op een kalender blaadje van de vorige dag maar ik vermoed dat deze nog op tafel ligt. Ik kruip in mijn herinnering en verzamel de producten. Het mandje vult zich, niet wetend of ik alles heb, niet wetend of ik de goede hoeveelheid heb.
Ik ga in de rij staan, wissel nog een keer van rij omdat ik denk dat die rij sneller gaat. Maar dan is de kassarol op en staat er een contant-betaler bij een pinkassa. De vrouw met de rode jas die in de vorige rij voor mij stond zie ik door de schuifdeuren gaan. Ik moet nog even wachten. Ik leg mijn producten op de band. Schokkend en stotend gaat de band verder waardoor de producten vallen.
Ik bedenk mij dat ik nog gember nodig heb en loop snel naar de groente afdeling. Als ik de bocht om ga glijdt mijn schoen weg omdat daar een potje dopertwen is gevallen. ik kan mij nog net overeind houden. De gember ligt niet op de plek waar het altijd ligt. Ik loop de groenten afdeling drie keer om en vind in een hoekje de knoestige wortel. Ik wil het wegen maar bedenk mij dat ze dat bij de kassa doen.
Mijn boodschappen leggen de band stil. Mensen laten met blikken weten dat ze het niet leuk vinden. Maar als ik contactloos betaal en geen bon nodig heb is de volgende klant alweer aan de beurt.
De dansende sneeuwvlokken hebben een laagje op de stoep gelegd. De jongen met de krantjes slaat zich op de boven armen om zich warm te maken. Hij groet mij en ik groet terug.

Geplaatst in Minimale fragmenten | Een reactie plaatsen

Kringlooppapier

Met een grote doos gelezen papier, met informatie om te vergeten, loop ik naar de bak waar papier op staat. Maar de bak zit vol. Er staat al een doos naast. De wind heeft de gelezen en leeg gegeten papieren in de omgeving verspreid. Uit de volle bak steken nog wat punten van een ineen gevouwen kartonnen doos. Ik besluit mijn doos weer mee terug te nemen en hem in de keuken naast de koelkast neer te zetten. De zinloze papieren stamp ik aan en verzamel eerst nog meer brieven om ze vervolgens in de diepte van de bak te laten verdwijnen.
De brieven in de doos zijn over, geweest en klaar. Ik kan ze ook aan de wind geven en ze door de wijk laten verspreiden. Een vrouw die haar hond uitlaat zal een brief vinden en zich afvragen, wie is die vrouw, ze zal invulling geven aan mijn identiteit, een beeld van mij vormen en misschien een oordeel. Ze maakt het zinloze en de dingen om te vergeten weer belangrijk. Als er een adres op staat zal ze de brief gelezen weer bezorgen. Ik zal het overlezen, de informatie in mij opnemen alsof het voor het eerst is en hem vervolgens weer in de doos in de keuken naast de koelkast stoppen. Kringlooppapier

Geplaatst in Minimale fragmenten | 1 reactie

Een doffe klap

Een doffe klap tegen het raam. De kopjes op tafel die dicht bij elkaar staan rinkelen even. Op het raam een vlek versiert met witte veertjes die de klap nog iets hebben verzacht. Ik kijk uit het raam om vast te stellen of het bij schrammen blijft of dat het erger is. Maar ik kan het niet zien. Het dier is misschien in het groen verdwenen of weer met de wind verder gebracht. Zuchtend op een boomtak bijgekomen en wonden likkend.
Eigenlijk was ik net aan het wachten tot het avontuur van deze dag voorbij zou zijn. Het is tegen vijven en dat betekend dat het straks donker wordt en de wind liggen gaat. De mensen zullen naar huis gaan en de deuren sluiten. De bouwvakkers die met veel lawaai de kade van de gracht telkens openbreken en dan weer stutten, hebben het werk voor vandaag stil gelegd. Spelende kinderen die op het schoolplein de longen uit hun lijf schreeuwen verleggen hun schreeuwen naar de huizen waar het eten wordt geserveerd wat ze niet lusten.
Maar ik zit met een vermiste vogel terwijl ik net mijn laptop had willen sluiten. In gedachte zie ik hem, of was het een haar, gedragen door de wind naar de bovenste toppen van de bomen vliegen. De rode vlekken op het witte verendek vervagen door de rode avondzon. Hij, of misschien zij, zal de hartslag weer tot rust kunnen krijgen veilig daar boven in de boom. Maar misschien verliest zij door de klap haar evenwicht, of is het een hij, en verdwijnt de vogel levenloos in het groen en wordt het een prooi voor de kat van de buren
Ik staar naar de vlek op het raam. De veertjes rondom bewegen in de wind. Als de zon ondergaat sluit ik mijn laptop en ga naar buiten. Het is stil op straat, de lantarens gaan aan en de kat van de buren verbergt zich onder een auto.


 

Geplaatst in Rok the system | Een reactie plaatsen

Hagelstenen zijn hard

De regen tikt op het dak. Dan ineens hoor ik gekletter op de schuine ramen. Een witte korrel slaat tegen de ruiten. Het wit steekt af tegen de donkere lucht. En dan is het ineens voorbij. Nu hoor ik het water door de verwarmingsbuizen gaan en een vogel in de dakgoot, zijn vleugels gaan over de pannen. Het wordt langzaam lichter en de zon vindt een gaatje in het wolkendek.
Beneden in de tuin zie ik de sneeuwklokjes met de hangende kopjes staan. De zwarte contouren van de bladerloze takken van de goudenregen prikken in de zonnestralen. Later in het jaar zal het gele bloemen regenen.
Ik ga de stad in op zoek naar rumoer, een vallende fiets of een schreeuwende marktkoopman. De donkere dagen heeft de wereld levenloos gemaakt. Zon doet de dempende deken oplossen. De terrassen zijn gevuld al zijn de kacheltjes boven tafeltjes nog aan. Als iemand mij een krant aanbiedt neem ik hem aan terwijl ik hem in donkere dagen altijd nee schuddend voorbij loop. Een vrouw die ik ken van in het voorbij gaan lacht naar mij, ik lach terug
Maar dan pakken de wolken zich weer samen steekt er een wind op en valt er hagel uit de lucht, de stenen doen pijn aan mijn hoofd. De randen van mijn oren zijn koud. Mensen stoppen hun gezicht in de jas. De terrassen lopen leeg. Een man die verborgen in zijn jas bijna tegen mij aan loopt verontschuldigd zich, ik zie een glimlach verschijnen als hij opkijkt van uit zijn jas. Hij laat daarmee weten dat straks de zon weer schijnt.

Geplaatst in Minimale fragmenten | Een reactie plaatsen

de Wind

De stoelen en tafels van het terras waaiden voor mijn voeten naar de andere kant van de straat. Eerst was er een onbekend geluid en toen een wind waar ik ook moeilijk in kon blijven staan.
De bibliotheek is nog niet open en ik sta daar tegen een pilaar aan geleund. De wind raast en glijdt in de openingen tussen de winkels. De wind in de steeg naast de bibliotheek zingt een lied, en tussen de pilaren grommen de vlagen en slaan ze tegen de muren. De kerstversiering beweegt op en neer. De treinen rijden niet meer en de vliegtuigen blijven op de grond.
Ik open mijn laptop op een tafeltje aan de rand van de leeszaal en voel de wind door de ramen komen. Een raampje wat niet goed dicht kan, klappert. Ik vertel de verhalen aan de laptop en ineens is het stil, geen geklepper of gebrom van dit natuurgeweld. Mijn telefoon gaat. Een bedankje voor iets wat ik in de week voor de storm had gedaan. Maar niets over het geweld wat over ons heen was gekomen. Het was alweer vergeten of onopgemerkt in huis met een stofzuiger die de rammelende pannen onverstaanbaar hadden gemaakt. Nu is de wind gaan liggen, de zon is gaan schijnen. De mensen op straat zijn uitgelaten. De wind zit nog in de lichamen. Maar hij is gaan liggen en roert zich niet. Af en toe bewegen de luifels van de cafés nog een beetje heen en weer van een verlaatte zucht.
Ik ga de straat op en zie de pannen die in gruzelementen onder de huizen liggen en gescheurde luifels van cafés. Maar verder is er niets wat overblijft van dit geweld alleen een paar schreeuwende jongeren waarbij de wind nog in de longen zit.

Geplaatst in Minimale fragmenten | Een reactie plaatsen

Een reis

Mijn route naar huis lijkt een lange reis. Ik loop het smalle straatje in wat er in de zon Frans uitziet. Er klinkt muziek. Helder. Het is het liedje van de NS-reclame. De klanken raken mij. De muziek vult de ruimte tussen de huizenrijen en de woorden vertaal ik. De zon maakt een schaduw van de bomen in het straatje. Als ik de hoek om ga doven de klanken en versta ik de woorden niet meer. Een gezoem overstemd de melodische klanken. Het is een stofzuiger. Ik luister hoe de stofzuiger langs de verwarming gaat. Dat maakt een ander geluid. Ik zie de vlokken stof zich uitrekken en nog even aan de verwarming vasthouden voor ze in de buis verdwijnen. Ik luister hoe de steentjes door de metalen buis gaan en er een punt van het gordijn in de zuiger verdwijnt en er weer wordt uitgetrokken. Als de stofzuiger stil wordt hoor ik het snoer erin verdwijnen. Even is het stil alleen een colablikje wat door de wind wordt mee genomen rolt rammelend over straat. Als ik verder loop passeert een man mij met een grote rugzak op. Er moet glas in zitten, het lopen op de ongelijke stenen van de straat doet de rugzak bewegen en ik hoor het rinkelen van glas tegen glas. Het ritme van het lopen maakt van het gerinkel een melodie. Ik beweeg mijn heupen iets op en neer. Om de hoek is de glasbak. Ik blijf even staan kijken als de man zijn rugzak opent en het glas in de bakken gooit. Met kracht gaan de potten de diepte in en vallen kapot op de berg glas van anderen. Een meeuw roept in de lucht en landt op een lantarenpaal. Hij blijft roepen. Ik herken mijn naam er in. Even beweeg ik mijn armen op en neer maar kom niet van de grond. Onopgemerkt sta ik voor mijn voordeur en zoek naar mijn sleutels. De deur klemt. Ik krijg hem bijna niet open. Zou de reis nog verder gaan.


 

Geplaatst in Rok the system | 1 reactie

kaarsje

Zij zoekt naar een aansteker en vindt er een in de vensterbank onder een spinnenweb. Er komt een grote vlam uit maar dat was de laatste. Als ze nog eens met haar vinger langs het wieltje gaat geeft hij geen vlam meer. Hij zegt dat we vorig jaar lucifers hebben gekocht. Zijn stem klinkt anders alsof hij van ver komt. Ze hoeft niet lang te zoeken en heeft een doosje met een zwaluw in haar hand. Zij gaat met het stokje langs de bruine rand en het houtje breekt doormidden. Zij pakt een nieuwe lucifer. De bruine rand lijkt wat korrelig. Voorzichtig maakt ze de vlam. Deze spiegelt in het raam wat de grijze lucht kleur geeft. De lont van het waxinelichtje zit vol kaarsvet en als zij de vlam er tegenaan houdt knettert het. Er druppelt kaarsvet vanaf wat zwart kleurt. Het kaarsje staat nutteloos onder de brandende lamp. Als zij de lamp uit doet zitten ze zwijgend tegenover elkaar en zien de vlam dansen. Het kaarslicht maakt bewegende schaduwen in zijn gezicht. Het vervreemd haar. Hij wordt een ander. De wind waait door de kieren van het raam het kaarsje uit. Er komt een bekende geur vanaf. In het duister zoekt ze naar het lichtknopje. De ledlamp maakt zijn gezicht bleek en de contouren strak. Als de kerstverlichting rode lichtjes in zijn ogen maakt sluit ze haar ogen even.

Geplaatst in Minimale fragmenten | Een reactie plaatsen

stilte

Met een glas thee in haar handen loopt ze naar de keukentafel. Ze voelt de hete thee al in haar been branden. Ze zet het volle glas op tafel en vergeet wat er kon gebeuren. Hij had gevraagd of ze langs kwam. Zij twijfelde omdat ze niet weet wat ze tegen hem moet zeggen. Hij woont hoog in het huis maar het is geen flat. Ze zitten tegenover elkaar en het is stil. De keuken heeft een groot raam waar de zon doorheen schijnt. Zij merkt op dat het een fijn plekje is. En het is stil. Zij beseft dat hij hetzelfde heeft, dat hij ook niet weet wat te zeggen. Ze zitten tegenover elkaar. Zij kijkt naar buiten en hij naar zijn kopje thee. Hij slaat zijn benen over elkaar. Zij speelt met het lepeltje wat onnodig in haar glas zit. De stilte wordt ongemakkelijk. Dan zegt hij ineens, Is de thee te warm, zij schrikt en zegt dat je de thee niet over je been moet krijgen maar dat het lekker is om te drinken. Er schuift een wolk voor de zon. Het wordt donker in de keuken. Zij zegt dat ze naar een toneelstuk van Pinter is geweest. Pinter, vraagt hij, Harold, zegt zij en weer is het stil. Dan zegt zij dat ze hem ook een keer heeft ontmoet. Wie vraagt hij, Hem, zegt zij, Pinter, maar zij heeft hem niet gesproken alleen een hand geschud. Hij roert in zijn kopje thee, de damp maakt het lepeltje nat, er rolt een druppel terug in de thee. Dan zegt hij dat hij nog een oplaadbare batterij nodig heeft. zij zoekt naar woorden en zegt, Blokker. Het kan ook de Hema zijn, voegt zij toe. Hij staat op en loopt naar de waterkoker. Hij zet hem aan. Het geluid van het water wat warm wordt vult de ruimte. Zij zet haar benen naast elkaar en geeft haar gewicht aan de stoelleuning. Hij komt met de waterkoker naar haar toe en zij voelt het hete water in haar schoot branden en slaat haar benen over elkaar. Hij schenkt haar glas vol en zij vergeet wat er kon gebeuren. Ze zitten tegenover elkaar, zij kijkt naar buiten en hij naar zijn kopje thee, het is stil.


 

Geplaatst in Rok the system | 2 reacties